De ballenjongen in de ivoren toren.
Hij was het oudste kind van het gezin. Zijn leven stond in het teken van zichzelf wegcijferen om zo het leven van zijn mama aangenamer te maken. En dat kwam papa handig uit; want die wist niet meer hoe zijn vrouw te troosten noch te behagen.
De oudste zoon maakte het spel mogelijk door overal in te springen waar het ongemakkelijk werd en pijn weg te halen waar hij kon. Als een ballenjongen maakte hij het mogelijk om elke tik die uitgedeeld moest worden om de pijn te verslaan en de hoek in te knallen te voorzien van de juiste bal.
Zo werd hij de handlanger van zijn vader maar vooral ook van moeder. Haar pijn was te groot toen de dokteren zeiden dat ze haar gehandicapte dochter moest laten gaan. Op haar derde werd het jongere zusje in een verzorgingshuis geplaatst en vanaf dat moment bevroor zijn moeder haar hart. Voor hem de ideale uitnodiging om moeder te sparen van verdere pijn en verdriet…..daar waar leegte en gemis was sprong hij gretig in het ontstane gat om op te vullen, te compenseren, te verzachten en wat al niet meer. De ballenjongen rende van hot naar her; de handlanger was zo trouw als een hondje en haar pijn kon hij zo verlichten en wellicht iets verzachten. Maar echt weg ging haar pijn nimmer.
Om zijn moeders geluk te managen kwam zijn eigen gevoel zo niet aan het bod. Van een kind dat leefde vanuit zijn buik veranderde hij in een koppoter. Hij steeg op tot grote hoogten, eenzame hoogten, lege hoogten.
De jaren en decennia streken voorbij. Moeder en zoon leefden hun leven en daar waar het nodig was sprong hij in om moeder te geven wat ze wilde. Tot grote ergernis van de andere broers en zussen; die hielden meer en meer afstand. Hun grote broer werd voor hun meer een opzichter, terwijl ze geen behoefte hadden aan commando’s of ‘de les gelezen te krijgen’. Het enige waar ze naar verlangden was de grote broer. Maar die rol kon hij onmogelijk op zich nemen want met het vertrek van vader, nam hij ook zijn plek in.
Pas toen moeder overleed vervloog haar pijn, en kon hij tot rust komen. Maar hoe?
Toen zijn moeder overleed, beefde de wereld, en tevens voelde hij dat het goed was. De afstand met broers en zussen was er niet minder op geworden. Sterker nog; die werd na haar dood enkel groter. Want in de ballenjongen zijn hart was het pantser dat zijn moeder had gecreëerd inmiddels ook behoorlijk gegroeid. Jij niet voelen, dan ik ook niet voelen was het credo. Van een buikkind was hij veranderd in een koppoter. Alles werd gerationaliseerd…. het hart was stil geworden. Door de afwezigheid van moeder werd zijn rol duidelijker en duidelijker. Want het spel was gespeeld, zijn ballen niet meer nodig.
De ballenjongen werd Remi; alleen op de wereld, wonend in de Ivoren Toren. Een toren gebouwd met stenen van gemis, verdriet, eisen, oordelen en ratio. Maar dapper was hij nog steeds. Het buikkind had zich in al die die jaren stil gehouden, huisde nog steeds in hem. Dat dappere jochie kwam door zijn ogen zo nu en dan naar buiten gepiept. Het enige dat hij nu hoefde te doen was de rol van de handlanger en de rol van de ballenjongen naast zich neer te leggen.
Gaandeweg de opstelling zakte hij langzaam maar zeker af, kwam hij na de discussies en het weer openen van zijn hart, traag de trap van de ivoren toren afgetreden. stapje voor stapje, argwanend, bang voor de teleurstelling. Bij iedere stap die hij zette veranderde de handlanger meer en meer in het vrije buikkind dat naar buiten wilde.
Zo maakte de ballenjongen weer kennis met zijn eigen emotie, ontroering, boosheid, gemis en pijn. Want wat had hij hard gewerkt al die jaren en wat was zijn jeugd abrupt gestopt toen zijn kleine zusje van de een op de ander dag uit huis was geplaatst. Hij was in het gat gesprongen dat haar vertrek had gecreëerd. Nu was hij zich weer bewust van zijn eigen plek; als oudste zoon en broer….en kon hij beginnen met het leven van zijn eigen leven, in contact met zijn eigen behoeften.